RESULTATENPAGINA LEGLANGER
Status veldproef
De beschrijvende statistiek geeft een indicatie van een ras-effect op meerdere parameters. De statistische analyse en bepaling van de risicofactoren wordt momenteel nog uitgevoerd. Hieronder zijn al enkele eerste resultaten te zien uit deze veldproef.
1. Deelnemende bedrijven
In totaal namen 60 professionele leghennenbedrijven deel aan deze studie. Hoewel oorspronkelijk getracht werd om 20 bedrijven met verrijkte kooi, 20 bedrijven met scharrel, en 20 bedrijven met vrije uitloop op te volgend gedurende een volledige ronde, lagen de uiteindelijke verhoudingen van de opgevolgde bedrijven iets anders. Dit kwam door de vele vogelgriepuitbraken in 2019 waardoor een aantal deelnemende bedrijven (vooral met verrijkte kooien) geruimd zijn moeten worden en uit de proef moesten worden verwijderd. De uiteindelijke indeling van de bedrijven is hieronder te vinden:
Indeling van de deelnemende bedrijven die gedurende een volledige ronde werden opgevolgd in de veldproef volgens hun huisvestingssysteem (kleurcodes: wit = witte hennen; donkerrood = bruine hennen; felrood = behandelde snavels; groen = onbehandelde snavels).
Het ging om 16 bedrijven met verrijkte kooi, 24 bedrijven met scharrel zonder uitloop en 20 bedrijven met een vrije uitloop. Er waren in totaal 14 bedrijven met witte leghennen versus 46 bedrijven met bruine leghennen. Wanneer gekeken werd naar de verhouding van behandelde en onbehandelde snavels, dan waren er 12 bedrijven met behandelde en 48 bedrijven met onbehandelde snavels.
2. Slacht- of ruileeftijd
Van de opgevolgde bedrijven werd ook bestudeerd wanneer de hennen geslacht werden of wanneer ze in de rui gingen. Uit de studie bleek dat de witte hennen gemiddeld 90 weken aangehouden werden, maar de bruine hennen reeds vervangen werden rond de leeftijd van 77 weken.
In de boxplot hierboven is de mediaan te zien voor wat de slacht/rui-leeftijd van de witte en de bruine hennen betreft. De helft van de bedrijven ruimt voor/op deze leeftijd; de andere helft ruimt op/na deze leeftijd. Voor witte hennen ligt de mediaan op 94 weken leeftijd, voor bruine hennen op 75 weken leeftijd.
3. Schaaldikte
Bij witte leghennen is de maximale schaaldikte tijdens de ronde lager dan bij de bruine leghennen (zie linkse figuur). Voor beide groepen neemt de schaaldikte af na het meetpunt op 60 weken leeftijd, maar bij de bruine hennen ligt de gemiddelde schaaldikte op dit meetpunt duidelijk hoger. Een gelijkaardig verloop wordt opgemerkt in de rechtse figuur waar de opdeling gebeurd is naargelang het huisvestingssysteem waarin de leghennen verbleven. De spreiding voor wat betreft de schaaldikte is groter bij de hennen uit verrijkte kooien en hennen in een scharrelsysteem zonder uitloop. Dit komt omdat in die systemen zowel witte als bruine hennen gehuisvest zijn, terwijl het in de systemen met vrije uitloop enkel bruine hennen betreft.
Vergelijking van de schaaldikte tussen witte en bruine hennen (linkse figuur) of naargelang het huisvestingssysteem waarin de hennen zich bevonden (rechtse figuur)
1. Reductie energie- en eiwitgehalte in het voeder
Proef 1
Opzet
- 288 Lohmann Brown-leghennen, opgevolgd van 75 tot 91 weken leeftijd (4 periodes van 28 dagen)
- 4 voederbehandelingen:
- Controlevoeder
- Reductie eiwit: voeder met verlaagd RE-gehalte (-10%), incl. reductie van limiterende aminozuren
- Reductie energie: voeder met verlaagd E-gehalte (-5%)
- Reductie energie & eiwit: voeder met verlaagd RE (-10%) en verlaagd E-gehalte (-5%) (incl. reductie limiterende aminozuren)
Nutriëntenanalyse voeders uit de eerste proef rond reductie energie- en eiwitgehalte
Metingen
- prestatieparameters: legpercentage, voederopname, eigewicht, hengewicht
- interne- en externe eikwaliteit: breuksterkte, schaaldikte, doorbuiging, eiwithoogte, Haugh Units, schaalgewicht
- dierenwelzijnsparameters: vederkleedscores
- bloedparameters
- levergezondheidsparameters: levergewicht, kleurscore lever, aspartaat aminotransferase, lactaat dehydrogenase
Bepaling van de schaaldikte van de eierschaal
Resultaten
Er werden geen significante resultaten waargenomen in deze proef.
Er werden in deze proef geen significante effecten gevonden voor o.a. eimassa (linkse figuur) en breuksterkte (rechtse figuur)
Discussie
Mogelijks zijn de reducties te laag ingesteld om behandelingseffecten vast te kunnen stellen.
Proef 2
Opzet
- 248 Isa Brown-leghennen, opgevolgd van 64 tot 78 weken leeftijd
- 3 voederbehandelingen:
- Controlevoeder
- Reductie eiwit: voeder met gereduceerd RE-gehalte (-15%)
- Reductie energie: voeder met gereduceerd E-gehalte (-20%)
Nutriëntenanalyse voeders uit de tweede proef rond reductie energie- en eiwitgehalte
Metingen
- prestatieparameters: legpercentage, voederopname, eigewicht, hengewicht
- interne- en externe eikwaliteit: breuksterkte, schaaldikte, doorbuiging, eiwithoogte, Haugh Units, schaalgewicht
- dierenwelzijnsparameters: vederkleedscores
- bloedparameters
- levergezondheidsparameters: levergewicht, kleurscore lever, aspartaat aminotransferase, lactaat dehydrogenase
De lever krijgt een score van 1 tot 5 toebedeeld. Score 1 wijst op een gezonde lever; score 5 op een bleke, vette lever die sterk onder druk stond (Bron afbeelding: Choi et al., 2012)
Resultaten
- Reductie van RE-gehalte met 15% gaf aanleiding tot:
- Lager eigewicht t.o.v. de controlegroep vanaf periode 2 (68-71 weken)
- Lager dooiergewicht t.o.v. de controlegroep vanaf periode 4 (76 - 78 weken)
- Hoger relatief levergewicht t.o.v. de controlegroep aan het einde van de proef (78 weken)
- Reductie van het E-gehalte met 20% gaf aanleiding tot:
- Lager legpercentage in periode 1 (64-67 weken)
- Hogere dagelijkse voederopname vanaf periode 2 (68-71 weken)
- Lager eigewicht t.o.v. de controlegroep vanaf periode 2 (68-71 weken)
- Hoger relatief levergewicht t.o.v. de controlegroep aan het einde van de proef (78 weken)
- Lichtere leverkleur (parameter L van vleeskwaliteitsmeter) op het einde van de proef (78 weken)
Evolutie tijdens de tweede proef rond eiwit- en energiereductie van eigewicht (links), legpercentage (midden) en voederopname (rechts)
Discussie
Duidelijk compensatie van de dagelijkse energetische opname. Het legpercentage normaliseert terug na verhoging van de dagelijkse voederopname vanaf periode 2. De hogere voederopname gaat vervolgens gepaard met een hogere belasting van de lever met verzwaring en verkleuring van de lever als gevolg.
2. Calcium- en fosforgehalte in het voeder
Proef 1
Opzet
- 480 Lohmann Brown leghennen, opgevolgd van 90 tot 102 weken oud
- Voeders waarin het opneembaar fosforgehalte (oP) telkens met een stap van 0,05% daalt, vertrekkend vanaf 0,45% tot een minimumwaarde van 0,11% bereikt werd (dus 0,45% - 0,40% - 0,35% - 0,30% - 0,25% - 0,20% - 0,15% - 0,11%); in totaal dus 8 voeders
- Voeder werd verstrekt ofwel zonder, ofwel mét extra fytase -> in totaal dus 16 voederbehandelingen
- Calciumgehalte werd contant gehouden in alle voeders op 4,35%
Metingen
Het effect van deze voeders op zowel prestaties, eikwaliteit als botgezondheid werd bestudeerd.
Verschillende eikwaliteitsparameters (zowel intern als extern) worden bepaald in het eierlabo van het ILVO
Resultaten
Er werden in deze proef geen effecten waargenomen op prestaties zoals legpercentage of voederopname, maar ook niet op eikwaliteit (intern en extern) of botbreuksterkte. Ook het feit of er al dan niet extra fytase werd toegevoegd, had geen effect op deze parameters.
Discussie
In deze voederproef werd gezocht naar een buigpunt, nl. de laagst mogelijke concentratie in oP in het voeder waarbij (nog) geen negatieve effecten te zien waren op prestaties, eikwaliteit of botgezondheid. Ondanks het feit dat in deze proef zeer drastisch gereduceerd werd in oP-gehalte (van 0,45% naar 0,11%) werd er geen lineaire regressie (met plateau) vastgesteld.
Een aantal verklaringen zijn mogelijk:
- Zo kan het zijn dat het legpercentage in deze proef té laag was (slechts 50 à 60%) om effecten te zien. Door dit lagere legpercentage hadden de hennen in de proef mogelijks uit zichzelf al een veel lagere Ca- en P-behoefte.
- Een andere verklaring zou kunnen zijn dat het oP-gehalte in het voeder hoger lag dan wat theoretisch werd berekend. Misschien beschikt de kip toch over méér lichaamseigen fytase (en werd dit onderschat in de proef) waardoor de hen zelf meer fosfor in het voeder kan vrijzetten om dit dan op te kunnen nemen.
- Een derde verklaring zou kunnen gevonden worden in het feit dat het voeder in de proef gebaseerd was op tarwe. Tarwe bevat uit zichzelf ook al een vrij grote hoeveelheid fytase.
Proef 2
Opzet
- 144 witte (Dekalb White) en 144 bruine (Isa Brown) leghennen, opgevolgd van 71 tot 80 weken leeftijd
- 4 voederbehandelingen met 2 fosforniveaus en 2 verschillende basisgrondstoffen
- Behandeling 1: Tarwe - 0,45% oP
- Behandeling 2: Tarwe - 0,11% oP
- Behandeling 3: Mais - 0,45% oP
- Behandeling 4: Mais - 0,11% oP
Nutriëntenanalyse van de tarwe- en maisvoeders met 0,11% opneembaar fosfor, resp. 0,45% opneembaar fosfor
Metingen
Prestaties, eikwaliteit en botgezondheid werden opgevolgd.
Resultaten
Er was een groter behandelingseffect te zien bij de witte hennen in vergelijking met de bruine hennen.
De reductie in oP-gehalte bij witte hennen leidde tot
- een afname van het legpercentage
- een afname in eigewicht
- een toename in voederconversie
- een secundair positief effect op eikwaliteit ten gevolge van afname van prestaties. De kippen gaan minder eieren leggen, maar de eikwaliteit van de eieren die nog gelegd worden, is wel toegenomen. Daling van de dagelijkse calciumdepositie.
Bij de bruine hennen was er geen effect te zien op de prestaties en de eikwaliteit maar wel een afname in ruwas-gehalte van de botten.
Bij de bruine hennen is een duidelijk lager ruwas-gehalte te zien bij een lager opneembaar fosforgehalte in het voeder (T= tarwevoeder, M =maisvoeder)
De reductie-effecten waren groter bij maisvoeders in vergelijking met tarwevoeders.
3. Optimalisatie overgang opfok naar pre-piekperiode
In deze proef werd uitgegaan van twee benaderingen om een optimale start te bekomen van de legcyclus, namelijk:
- Voldoende calciumreserve opbouwen door de supplementatie van hydroxy-vitamine D3 (3000 International Units (IU)) tijdens de volledige proefperiode
- Voldoende nutriënopname garanderen door het verstrekken van een
- Energiedens voeder om een negatieve energiebalans te vermijden tijdens de piekproductie
- Structuurrijk voeder om een betere ontwikkeling van het maagdarmstelsel te bevorderen tijdens de pre-piekperiode
De controlegroep in deze proef dient als controle voor beide deelproeven.
Opzet
- 288 Isa Brown en 288 Dekalb White leghennen, opgevolgd van 17 tot 56 weken leeftijd
- 4 voederbehandelingen:
- Behandeling 1: Controle
- Behandeling 2: Hydroxy D3 (supplementatie van 3000 IU hydroxy-vitamine D3 tijdens de volledige proefperiode)
- Behandeling 3: Energiedens (10% ME)
- Behandeling 4: Structuurrijk (10% haverdoppen in voeder
Nutriëntenanalyse voeders uit de transitieproef
Metingen
Prestaties, eikwaliteit en botgezondheid werden opgevolgd in deze proef.
Resultaten
A. Controle versus hydroxy vitamine D3-groep
Net na de overgang opfok-prepiek waren geen behandelingseffecten waarneembaar voor prestaties, eikwaliteit en breuksterkte.
Wat de eikwaliteit betreft, waren er enkele behandelingseffecten te zien bij zowel witte als bruine hennen.
Resultaten van de eikwaliteit bij de controle en de hydroxy vitamine D3-groep bij witte hennen (groene tabel) en bij bruine hennen (oranje tabel) (NS= niet-significant)
Bij de witte hennen waren er significante effecten te zien bij de groep die hydroxy-vitamine D3 gesupplementeerd kreeg, nl.
- Toename in breuksterkte van de eieren
- Toename in schaaldikte
Bij de bruine hennen werd enkel een significant effect waargenomen bij de hydroxy-vitamine D3-groep voor wat de schaaldikte betreft.
B. Controle versus energiedens versus structuurrijk voeder
Zowel bij de witte als bij de bruine hennen was er een positief effect te zien op het relatieve spiermaag-gewicht bij de groep die het structuurrijke voeder kreeg in vergelijking met de groep met het energiedense voeder.
Relatief spiermaaggewicht van de controle, energiedense, hydroxy vitamine D3 en structuurrijke groep bij witte hennen (links) en bruine hennen (rechts)
Er was eveneens een negatief effect te zien op de kropontwikkeling. Er werden geen behandelingseffecten waargenomen op darmlengte en darmgewicht.