PLUIMVEELOKET

header

Hoe werkt ILVO mee aan een futureproof pluimveehouderij?


Op deze pagina kan u het webinar dat op 10 december 2020 doorging herbekijken. De twee video's/presentaties van het webinar werden opgesplitst zodat u deze afzonderlijk kan bekijken. Ook de korte voorstelling van het project Prebebioleg werd toegevoegd aan deze pagina. Onderaan vindt u antwoorden op de vragen die gesteld werden tijdens het webinar. Indien u na het bekijken van de video's nog bijkomende vragen hebt, neem dan gerust contact op met onderstaande onderzoekers of gebruik de contactpagina.

 

Fosforbehoefte van de senior leghen

 

 

Strooiseltype bij vleeskuikens: effect op dierprestaties en ammoniak

 


Project: Prebebioleg

 

U bent uiteraard nog steeds van harte welkom bij onze volgende gratis webinars.

 

Antwoorden op de onbeantwoorde vragen tijdens de webinar

Klik op de vragen om de antwoorden te lezen.

Het opneembaar P gehalte in de legperiode voorafgaand aan de proefperiode bedroeg 3,9 g/kg.

Dit is inderdaad een interessante suggestie en zal zeker bekeken worden in de verdere verwerking van de resultaten. Op basis van verteringsonderzoek, gekoppeld aan deze trial, zal de exacte hoeveelheid opgenomen fosfor bepaald worden.

In de gebruikersgroep van het project Leglanger zijn verschillende veevoederproducenten vertegenwoordigd. Op geregelde tijdstippen worden samenkomsten georganiseerd waarbij zowel hypotheses, methodieken als eerste resultaten besproken worden. Doel van deze samenkomsten is het brainstormen over strategieën en het bediscussiëren van proefopzetten en resultaten. De resultaten van deze pilootproef zijn veelbelovend maar preliminair: de hypothese werd getest op kleine schaal, bevestiging van de stelling op grotere schaal is echter aangewezen.

Er kan reeds een aanzienlijke fosforreductie bekomen worden door het vervangen van bicalciumfosfaat door een andere calciumbron (mono- en bicalciumfosfaat zijn de meest gebruikte vormen van anorganisch fosfor). Om extreem te reduceren in fosforgehalte moet er ook naar grondstoffen gekeken worden. In deze proefopzet werd zonnepitschroot gedeeltelijk vervangen door sojaschroot en werd er aangevuld tot 100% met diamol.

Met onze werkwijze in deze proef was dit technisch niet meer haalbaar. Dit is echter ook sterk afhankelijk van je grondstoffen. Je kan altijd een voeder maken met een laag fosforgehalte maar dan met alternatieve grondstoffen (eerder synthetisch), maar dit zijn geen praktijkvoeders.

In tegenstelling tot de calciumbehoefte wordt er aangenomen dat de fosforbehoefte niet verandert gedurende de cyclus. Oudere hennen worden wel gevoeliger aan deficiënties daarentegen! De eerste symptomen van deficiëntie worden zichtbaar na ongeveer 9 weken bij jonge leghennen vs reeds na 3 weken bij oude leghennen. Waarom? Twee hypotheses: oude leghennen hebben weinig medullaire reserves meer of oudere hennen zijn minder in staat fytaat-fosfor af te breken. Dit laatste werd nog niet onderzocht en kon dus niet bevestigd worden. Persoonlijk denk ik wel dat de fosforbehoefte afhankelijk is van het productieniveau.

Excreties werden in deze pilootproef niet rechtstreeks onderzocht. Onderzoek toont echter aan dat wanneer pluimvee gevoed wordt volgens de behoefte en er strategieën geïmplementeerd worden om de verteerbaarheid van fytaat-fosfor te verhogen, excretie met 30-40% gereduceerd kan worden. Op deze manier kan de druk op het milieu aanzienlijk verminderd worden.

Fytine zuur bindt niet alleen fosfor maar ook aminozuren en divalente kationen waaronder calcium en magnesium). De vrijstelling is afhankelijk een veelvoud aan factoren: de concentratie calcium, de hoeveelheid totaal fosfor, de hoeveelheid niet-fytaat fosfor, het eiwitgehalte… Er werd daarom besloten geen waarden voor fosfor- of aminozuurvrijstelling toe te kennen aan het enzyme fytase. fytase werd enkel meegenomen als factor aan- of afwezig.

Er werd gehakseld tarwestro gebruikt.

Ik denk dat het mengen van verschillende soorten strooisel praktisch moeilijk zal zijn, zeker op grotere schaal op een professioneel vleeskuikenbedrijf.

Indien het vochtgehalte zo hoog wordt dat er korstvorming optreedt en de pH van het turfstrooisel verlaagt, zouden de ammoniakconcentraties mogelijk lager kunnen zijn. De ammoniakvervluchtiging is ook afhankelijk van de pH van het strooisel: als deze hoog blijft, zal de ammoniakconcentratie niet verlagen.

Neen, er werden geen geurmetingen uitgevoerd.

Maïskuilvoer werd 4 dagen voor de start van de proef in de hokjes gestrooid (in een verwarmde stal), maar bij de start van de proef was het vochtgehalte nog hoger dan de andere strooiseltypes.

De strooisellaag van turf was dun en kan gemakkelijker drogen en rul blijven dan de andere strooiseltypes; daardoor wordt ammoniak makkelijker vervluchtigd vanuit het turfstrooisel. De pH gemeten voor turf was ook hoger dan de pH van de andere strooiseltypes. Rulheid is een belangrijke parameter met betrekking tot de vervluchtiging van ammoniak. Hoe hoger de rulheid, hoe hoger de ammoniak emissies.

Rekening houdend met de hogere voetzool- en haklaesies bij houtkrullen en gehakseld tarwestro, voordroging van turf en maïskuilvoer en hogere ammoniakconcentraties bij turf, zou ik vlaslemen of vlaspellets aanbevelen als alternatief strooiseltype voor vleeskuikens.

Er wordt enkel gebruik gemaakt van mannelijke kuikens om een verschil in gewichten te voorkomen. Hanen wegen natuurlijk zwaarder dan hennen. Indien gewerkt zou worden met gemengde geslachten, zou het verschil in prestaties niet meer afhankelijk zijn van de behandeling.