PLUIMVEELOKET

KAN EEN VARIABELE INCUBATIETEMPERATUUR TRAGER GROEIENDE VLEESKUIKENS VEERKRACHTIGER MAKEN TIJDENS (ZEER) WARME PERIODES?

 

Tijdens het Europese Horizon-project PPILOW werd bestudeerd of trager groeiende vleeskuikens, die tijdens hun incubatieproces in de broedkast aan een variabele temperatuur blootgesteld werden, beter konden omgaan met (zeer) hoge omgevingstemperaturen in hun latere leven. Tijdens een proef aan het ILVO was er een indicatie dat dat inderdaad zo leek, al moet er onmiddellijk bij vermeld worden dat door een gebrek aan herhalingen geen sterke en statistisch gegronde conclusies genomen konden worden.

Doel project/proef

In het in 2024 afgelopen PPILOW-project (Horizon 2020) hadden 22 Europese projectpartners tot doel het welzijn van pluimvee en varkens, gehouden in vrije uitloopsystemen of onder biologische omstandigheden, te optimaliseren. ILVO voerde hiertoe ook diverse proeven uit in zijn mobiele pluimveestallen waaronder een proef met trager groeiende vleeskuikens. Voor deze proef werden de kuikens reeds in de broedkast onderworpen aan een variabele (hoge en lage) incubatietemperatuur, ook wel thermische manipulatie (TM) genoemd. In hun latere leven werden deze kuikens blootgesteld aan een hoge omgevingstemperatuur om te bestuderen of ze zich hieraan beter konden aanpassen.

wintertuin

Tijdens de proef hadden de dieren enkel toegang tot de wintertuin aan de mobiele ILVO-stallen als gevolg van de ingestelde ophok/afschermplicht ter preventie van de verspreiding van vogelgriep

Thermische manipulatie

Met TM wordt bedoeld dat men de eischaaltemperatuur tijdens het incubatieproces laat variëren (stijgen/dalen), terwijl deze in een standaard incubatieproces zo constant mogelijk gehouden wordt. In het verleden werd al onderzoek gedaan naar de effecten van TM op o.a. uitkomstpercentages, kuikenkwaliteit en lichaamsgewicht, waarbij de resultaten variabel waren (afhankelijk van de duurtijd en/of gekozen temperatuur). Het effect op gedrag werd echter nog niet uitgebreid bestudeerd, en al zeker niet bij trager groeiende vleeskuikens in vrije uitloopsystemen (waarbij de dieren met extremere weersomstandigheden te maken kunnen krijgen en er mogelijk voordeel zouden kunnen uit halen als ze daarvoor al ‘getraind’ zijn).

Incubatieproces

De eieren werden in de onderzoeksfaciliteiten van Wageningen University & Research (NL) uitgebroed. In de controlegroep (CONT) werd de eischaaltemperatuur constant gehouden (37,8°C). De testgroep (H/L) werd onderworpen aan een “hoog/laag” profiel waarbij de eischaaltemperatuur van embryonale dag9 t.e.m. embryonale dag16 elke 12 uur wisselde tussen normaal (37,8°C), hoger (38,9°C), normaal (37,8°C) en lager (36,7°C).

Mobiele stallen/wintertuin

Na uitkomst werden de eendagskuikens naar het ILVO gebracht waar ze gehuisvest werden in 2 mobiele stallen met vrije uitloop. Elke stal bevat 2 compartimenten waarbij ofwel een CONT- ofwel een H/L-groep werd geplaatst met telkens zo’n 100 Hubbard-vleeskuikens. Wanneer de dieren 4 weken oud waren, kregen ze toegang tot de met netten overdekte wintertuin. Het gebruik van de volledige uitloop was niet mogelijk gezien er op dat moment een ophok/afschermplicht ingesteld was als preventieve maatregel tegen de verspreiding van AI.

Hitte-experiment

Op een leeftijd van 7 weken werden de dieren onderworpen aan een hitte-experiment waarbij de temperatuur in de stallen 3 uur lang op ca. 30 graden werd gebracht. Dit experiment werd over 2 dagen uitgevoerd. De eerste dag werd in stal 1 hittestress geïnduceerd en werd in stal 2 een normale temperatuur behouden. De tweede dag was stal 2 aan de beurt voor de hittestress en werd de temperatuur in stal 1 normaal gehouden. De metingen werden op dezelfde momenten in beide stallen gedaan waardoor voor elke groep een vergelijking gemaakt kon worden tussen een hittemoment en een gelijkwaardig tijdstip van een (normale) controledag. Zowel gedrag als lichaamstemperatuur werden opgevolgd.

Lichaamsgewicht

Het kuikengewicht bij aankomst op ILVO was significant hoger bij de H/L-groep (zowel voor haantjes als hennetjes (fig.1)). De dieren werden ook nog gewogen op een leeftijd van 21, 55 en 79 dagen maar dan werden geen significante verschillen meer waargenomen.

startgewicht

Fig.1. Het startgewicht van de Hubbard-eendagskuikens (zowel haantjes als hennetjes) lag significant hoger bij de H/L-groep. Deze groep werd tijdens het incubatieproces onderworpen aan een variabele incubatietemperatuur (bij de CONT-groep was deze constant).

Gedrag

Met camera’s in de stal werd gekeken naar het gedrag op groepsniveau. Tijdens de hitteperiode werd elke 3 minuten een gedragsscan gemaakt. Gezien het gebrek aan herhalingen en het feit dat er niet op individueel niveau gekeken kon worden is het enkel mogelijk om beschrijvende statistiek weer te geven van de resultaten.

In fig.2 is te zien dat de dieren in beide groepen meer dronken tijdens de hitteperiode dan tijdens een normale periode en dat die stijging iets groter leek bij de CONT-groep. Deze laatsten leken ook minder te foerageren tijdens de hitteperiode (fig.2). Dit gedrag kost energie en het feit dat dit gedrag sterker verminderde bij de CONT-groep kan een aanwijzing zijn dat ze wat meer last hadden van de hitte dan de H/L-groep. Verder tilden in beide groepen de kippen hun vleugels meer op tijdens de hitteperiode om zo hun warmte kwijt te raken. Ook voor dit gedrag leek de stijging groter bij de CONT-groep. Tot slot nam de hoeveelheid stofbaden (om af te koelen) bij beide groepen ook toe, met opnieuw een schijnbaar grotere stijging bij CONT. Er zijn dus indicaties dat de H/L-groep wat beter met de hitte kon omgaan.

drinken en foerageren

Fig.2. Verschillende gedragingen leken te stijgen tijdens de hitte t.o.v. een normale omgevingstemperatuur, maar deze stijgingen leken iets groter bij de CONT-groep (geen statistiek uitgevoerd).

Lichaamstemperatuur

Naast gedrag werd ook de lichaamstemperatuur bestudeerd. Per groep werd dit individueel gemeten bij 28 kippen via een microchip die in de borst geïnjecteerd werd. De temperatuur werd op 6 momenten gemeten: een nulmeting bij de start van de hitteperiode, een meting op het moment dat de doeltemperatuur werd bereikt, dan elk uur tijdens de hitteperiode en een laatste keer een uur nadat de temperatuur opnieuw verlaagd werd. Zowel bij de CONT als de H/L-groep steeg de lichaamstemperatuur van de kippen tijdens de hitteperiode. Er was echter geen duidelijk verschil waar te nemen tussen beide groepen.

Besluit

De thermische manipulatie tijdens het incubatieproces had een positief effect op het startgewicht van de kuikens, maar dit hield niet aan tot op latere leeftijd. Er was een indicatie dat het gedrag bij de H/L-groep (die TM onderging tijdens het incubatieproces) minder beïnvloed werd door de hoge temperaturen, wat zou kunnen betekenen dat ze wat beter bestand waren tegen de hitte. Helaas waren er te weinig herhalingen om sterke, duidelijke conclusies te kunnen trekken. Verder was er ook geen bewijs voor een effect van de TM op de lichaamstemperatuur tijdens een hoge omgevingstemperatuur.

ppilow

Dit project wordt gefinancierd door Horizon 2020 (Europese Unie) onder subsidie-overeenkomst nr. 816172.

Auteurs: Karolien Langendries (Pluimveeloket) – Evelien Graat, Charlotte Vanden Hole & Frank Tuyttens (ILVO) – Roos Molenaar (WUR)
Publicatiedatum: februari 2025