PLUIMVEELOKET

Vraag

Heeft het type ondergrond in de pluimveestal een invloed op een coccidiose-infectie? Welke vloer heeft de voorkeur in een pluimveestal: beton of coating? Heeft het gebruik van kalk en ammoniak een (positieve) invloed tijdens het reinigen en ontsmetten in kader van de verdere verspreiding van coccidiose? 

Antwoord

Wat is coccidiose?
Coccidiose is een parasitaire ziekte die wordt veroorzaakt door eencellige parasieten waarvan de meeste tot het geslacht Eimeria spp. behoren (Mathis, 2015). De Eimeria-soorten zijn gastheerspecifiek en tasten elk een specifiek deel van het maagdarmstelsel aan. Zeker 7 soorten Eimeria kunnen kippen infecteren, nl. E. acervulina, E. brunetti, E. maxima, E. mitis, E. necratix, E. tenella en E. praecox (Acharya & Acharya (2017). Soms wordt ook nog E. mivati vermeld (MSD Animal Health, 2019). Het type Eimeria dat aanwezig is in de stal en het aantal ervan varieert naargelang het gebruikte anticoccidia-programma, het bedrijfsmanagement en de leeftijd van de dieren (Mathis, 2015).

 

Wat zijn de gevolgen?
Coccidiose is een van de meest belangrijke parasitaire ziektes bij pluimvee met grote economische verliezen tot gevolg (Peek & Landman, 2011; Mathis, 2015). Deze verliezen worden voornamelijk veroorzaakt door een slechtere voederconversie, een dip in de groei en een verhoogde mortaliteit (Peek & Landman (2011), Mathis (2015), Acharya & Acharya (2017)). Dunne mest, vaak met bloed erin, is een van de klinische symptomen van coccidiose. Alle soorten kippen (leg/braad/moederdieren) in alle huisvestingssystemen kunnen erdoor getroffen worden (Acharya & Acharya, 2017). Volgens MSD (2019) is de kans op besmetting groter bij kippen die op de grond gehouden worden gezien zij makkelijker besmette mest kunnen oppikken. 


Hoe raken kippen besmet?
Alle Eimeria spp. soorten die kippen kunnen infecteren hebben een snelle, ongeveer 7-dagen-durende levenscyclus en een hoge reproductiecapaciteit (Allen & Fatterer (2002), Mathis (2015)). Eimeria zal verschillende ontwikkelingsstadia doorlopen in de darmwand van de kip. Op het einde van die ontwikkelingscycli worden oöcysten gevormd die met de mest naar de buitenwereld worden uitgescheiden (MSD, 2019). Deze oöcysten moeten dan nog 1 tot 3 dagen rijpen (sporuleren) vooraleer ze infectieus worden (Allen & Fetterer (2002); Peek & Landman (2011)). Hierbij is zuurstof vereist (Allen & Fetterer, 2002) maar ook temperatuur en vochtigheid spelen een rol in dit proces (Steenhuisen, 2014). Wanneer de infectieuze oöcysten opgenomen worden door een gevoelige kip, zal in die nieuwe kip opnieuw een ontwikkelingscyclus starten. Na 4 tot 7 dagen zal ook deze kip nieuwe oöcysten uitscheiden. Zo gaat dit steeds verder en kent de coccidiosebesmetting een explosief verloop.

 
Oöcysten kunnen op verschillende manieren tot bij de kippen komen (MSD, 2019), nl.: 

  • Door oöcysten die nog aanwezig waren van tijdens de vorige (besmette) ronde. Oöcysten zijn immers bijzonder resistent en vaak moeilijk weg te krijgen (Allen & Fatterer, 2002)
  • Door direct contact met mest van besmette toomgenoten
  • Door indirect contact met mest van besmette dieren, bvb via gecontamineerde materialen of door bezoekers die eerder op een besmet bedrijf waren en onvoldoende maatregelen rond bioveiligheid in acht hebben genomen.

Het is zeer moeilijk om oöcysten uit de stal te houden en al zeker om ze weg te krijgen. De wand van de oöcyst beschermt ze tegen uitdroging en chemische desinfectantia waardoor ze lange tijd kunnen overleven in de omgeving (Peek & Landman (2011), Steenhuizen (2014), Acharya & Acharya (2017)). Zowel Peek & Landman (2011) als Acharya & Acharya (2017) wijzen erop dat een drogere omgeving niet noodzakelijk aanleiding geeft tot minder coccidiose-infecties. Het is volgens hen reeds aangetoond dat vochtiger strooisel zorgt voor een meer suboptimale omgeving voor de vermenigvuldiging van Eimeria, voornamelijk dan door de aanwezigheid van ammoniak en bacteriën. Ook Steenhuisen (2014) wees op de negatieve invloed van ammoniak op de overleving van de oöcysten. Volgens hem kunnen oöcysten weken overleven in de bodem, maar kunnen ze maar een paar dagen overleven in de pluimveemest door de aanwezigheid van ammoniak en warmte tijdens het composteren. Levende oöcysten werden wel gevonden in het stof zowel binnen als buiten de pluimveestallen (Steenhuisen, 2014). 


Preventie
Na de uitbraak van coccidiose kan de toom behandeld worden met therapeutische middelen. Voor bepaalde dieren zal het dan echter al te laat zijn maar alle besmette dieren presteren op dat moment ook al minder goed. Daarom wordt gehamerd op de preventie van een besmetting met Eimeria.
Preventieve maatregelen die genomen kunnen worden, handelen over managementmaatregelen, maar ook over vaccinatie en het gebruik van coccidiostatica via het voeder.

Vaccinatie
Vaccinatie gebeurt meer en meer bij vleeskuikens (toch al zo’n 20 tot 40% van de tomen die minstens 2-3 rondes per jaar gevaccineerd worden). Bij trager groeiende dieren en bio-vleeskuikens gebeurt dit standaard, net als bij leghennen en moederdieren.

Coccidiostatica
Bij vleeskuikens worden wel coccidiostatica aan de kippen toegediend via het voeder. Ze vertragen de vermeerdering van de parasieten, of ze doden de parasieten af (MSD, 2019). Het is belangrijk om correct te wisselen in de soort coccidiostatica die gebruikt wordt om zo resistentie te vermijden. Wanneer de Eimeriastammen immers resistent worden tegen de gebruikte coccidiostatica, zullen de dieren toch nog coccidiose ontwikkelen ondanks de toegediende coccidiostatica. 

Managementmaatregelen

1.    Huisvesting
Belangrijk is om het contact tussen gezonde dieren en besmette mest zo klein mogelijk te houden. Daarom is het van groot belang om tussen de rondes grondig te reinigen en ontsmetten. Maar ook dieren die op bvb. draadroosters gehouden worden, maken minder kans om besmette mest op te pikken (MSD, 2019). 
De bezettingsdichtheid kan ook een rol spelen in de verspreiding van coccidiose. Een lagere bezetting leidt tot een lager aantal oöcysten per oppervlakte-eenheid en zo een mogelijks kleinere verspreiding van de besmetting. 
Voeder en drinkwater moeten zo toegediend worden dat er geen (besmette) mest in kan vallen (Acharya & Acharya, 2017).

2.    Bioveiligheid
Het naleven van strikte bioveiligheidsmaatregelen is uiteraard niet enkel goed tegen insleep van coccidiose, maar ook tegen vele andere zaken. Bij bioveiligheid wordt gedacht aan het all-in/all-out systeem, maar zeker ook aan het dragen van bedrijfseigen kledij en laarzen per stal. Ook het materiaal dient per stal gehouden te worden, of grondig ontsmet te worden indien niet mogelijk. 

3.    Grondige reiniging en ontsmetting
Zoals eerder al gezegd is het zeer moeilijk om de oöcysten uit de stal weg te krijgen. 

a.    Water
Belangrijk is om zeer veel water te gebruiken bij het reinigen zodat de oöcysten als het ware wegspoelen uit de stal (Steenhuisen, 2014). 

b.    Vloer
De stalconstructie speelt ook een belangrijke rol. Hoe gladder het vloeroppervlak, hoe makkelijker te reinigen. Wanneer de ondergrond een betonnen vloer is met verschillende spleten, kunnen oöcysten hier makkelijker blijven hangen. Coating kan zorgen voor een gladder en egaler oppervlak en kan voordelen bieden bij het reinigen van de stal. Maar langs de andere kant is de coating praktisch gezien moeilijker haalbaar. Dit zorgt immers voor een zeer gladde ondergrond (zeker bij het reinigen), maar ook met wat natter strooisel erop, kan dit glad zijn. Je kan ook kiezen voor een coating met toch een zekere ruwheid (minder glad), maar dit maakt het dan weer minder voordelig om te reinigen. Momenteel worden gecoate vloeren zeker niet frequent toegepast in de Vlaamse pluimveestallen. 

c.    Ontsmettingsmiddelen
Ammoniumhydroxide is volgens Peek & Landman (2011) en Steenhuisen (2014) zeer effectief tegen oöcysten.
MSD raadt aan om na het reinigen en ontsmetten aanvullend ammoniak te gebruiken. Volgens Meyns (Vetworks) werd dit vroeger in de winter wel eens gedaan (in de zomer was dit te volatiel). Maar naast een infectiedruk die daardoor (tijdelijk) verlaagd wordt, zorgt dit ook voor een enorme geurontwikkeling. Met de huidige emissie- en geurnormen is dit zeker niet meer aan te raden.
Een oud middeltje dat vroeger gebruikt werd is kalk en ammoniumsulfaat: per 100 m² vloer werd 10 kg calciumhydroxide (gebluste kalk) en 20 kg ammoniumsulfaat gemengd op de vloer en daarbovenop werd dan 100 liter water gesproeid (Mathis, 2015). Daardoor worden de oöcysten als het ware ingegipst (ook in de spleten in de betonnen vloer). Bij dit proces ontstaat ook een grote hoeveelheid ammoniak die er op zijn beurt dan weer voor zorgt dat de oöcysten afgedood worden. Deze methode wordt nu niet meer gebruikt omwille van de smeerboel die achterblijft (Steenhuisen, 2014; Meyns, 2019).


Besluit
Vanuit het oogpunt om de vloer perfect te kunnen reinigen, zou gekozen kunnen worden voor een gecoate vloer. Deze kan echter zeer glad worden, vooral bij reiniging maar mogelijks ook door het strooisel. Gecoate vloeren worden momenteel nog maar zeer weinig in Vlaamse pluimveestallen gebruikt. 
Het gebruik van kalk was vooral vroeger een middeltje dat gebruikt werd om de oöcysten te verwijderen uit de stal. Deze werden hierdoor ingegipst en met de ontstane ammoniak werden ze afgedood. 
Een goede reiniging en ontsmetting tussen 2 rondes, alsook het naleven van de bioveiligheid op het bedrijf kunnen zeker helpen bij de verspreiding van een coccidiose-infectie. Maar zeker ook belangrijk is om voldoende af te wisselen in coccidiostatica die via het voeder worden toegediend om op die manier resistentie te voorkomen. 

Nog vragen?

 

Onderstaande persoon werd geconsulteerd en heeft een nuttige bijdrage geleverd bij de formulering van dit antwoord:
-    Hannes Meyns (VETWORKS)

Bronnen:

  • Acharya, K.P. & Acharya, N. (2017). Alternatives to fight against coccidiosis: a review. Nepalese Veterinary Journal, 34: 144 – 151.
  • Allen, P.C. & Fetterer, R.H. (2002). Recent advantages in biology and immunobiology of Eimeria species and in diagnosis and control of infection with these coccidian parasites of poultry. Clinical microbiology reviews, 15 (1): 58 – 65.
  • Mathis, G. (2015) Keeping coccidiosis manageable. World Poultry, 31 (2): 9 – 11.
  • Meyns, H. (2019) – Contact via mail
  • MSD Animal Health (2019) – Coccidiose.
  • Peek, H.W. & Landman, W.J.M. (2011). Coccidiosis in poultry: anticoccidial products, vaccines and other prevention strategies. Veterinary Quarterly, 31 (3): 143 – 161.
  • Steenhuisen, W. (2014). Managing Coccidiosis – Practical ways to fight coccidiosis; World Poultry.

 

Dit antwoord werd door het Pluimveeloket met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. Er wordt evenwel geen enkele garantie gegeven omtrent de juistheid of de volledigheid van het antwoord op uw vraag. De gebruiker van dit antwoord ziet af van elke klacht tegen het Pluimveeloket, of zijn medewerkers, van welke aard ook, met betrekking tot het gebruik van het gegeven antwoord. In geen geval zal het Pluimveeloket of zijn medewerkers aansprakelijk gesteld kunnen worden voor eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van dit antwoord. 

Versie:
1
Onderwerp:
Coccidiose vloertype
Datum:
10-06-2019