BESTRIJDING VAN CAMPYLOBACTER OP HET PLUIMVEEBEDRIJF
Campylobacter is de belangrijkste bacteriële oorzaak van maag-darm infecties en pluimveevlees is de meest voorkomende besmettingsbron. Tot heden, lijken maatregelen zoals vaccinatie, zuren, plantaardige producten en probiotica eerder een beperkt effect te hebben. Daarom kan momenteel enkel het toepassen van een strikt bioveiligheidsprotocol leiden tot een lager aantal Campylobacter gekoloniseerde tomen. In het CAMPREVENT project werd onderzocht wat de mogelijke bronnen zijn voor Campylobacter introductie in de stal.
Inleiding
Al is Campylobacter minder gekend dan Salmonella, toch is deze bacterie de belangrijkste oorzaak van maag-darm infecties bij de mens in de Westerse Wereld. In België werden er 71 humane Campylobacter gevallen per 100.000 inwoners gerapporteerd in 2018, maar dit is een serieuze onderschatting. Men berekende dat jaarlijks in de EU er ongeveer 9 miljoen humane Campylobacter infecties zijn wat gepaard gaat met een kost van 2,4 miljard euro, voornamelijk door medische kosten en werkverlet.
De belangrijkste besmettingsbron is pluimveevlees; ofwel door de consumptie van onvoldoende verhit vlees ofwel door kruisbesmetting in de keuken. Diverse studies tonen aan dat in België ongeveer 60 à 70 % van de tomen gekoloniseerd zijn met deze bacterie. In de eerste weken van de toom hebben de dieren nog antilichamen afkomstig van de moeder die hen beschermen tegen Campylobacter, maar vanaf twee à drie weken stijgt de kans op besmetting. Eens enkele dieren besmet zijn, verspreidt de infectie zich binnen enkele dagen doorheen de hele toom onder andere via het drinkwatersysteem.
Campylobacter is voornamelijk in de ceca (blinde darmen) terug te vinden en wordt in grote aantallen uitgescheiden. Wanneer de dieren besmet zijn, blijven ze gekoloniseerd – veelal symptoomloos – tot slachtleeftijd. Tijdens het slachtproces is het mogelijk dat darminhoud op de karkassen lekt wat kan leiden tot besmet pluimveevlees. Gezien de hoge kolonisatiegraad in de ceca, zijn karkassen vaak besmet met grote aantallen campylobacters.
Mogelijke maatregelen
Maatregelen kunnen op twee niveaus genomen worden, ter hoogte van de primaire sector of op slachthuisniveau. In België werden de laatste jaren enkele studies uitgevoerd ter reductie van Campylobacter in de primaire sector. Het effect van organische zuren, plantaardige stoffen, probiotica, passieve immunisatie en vaccinatie bleek echter vrij beperkt. Ook op slachthuisniveau zijn de opties beperkt. Fysische decontaminatie van het eindproduct zoals behandeling met hitte of lage temperaturen blijken efficiënt, maar kunnen het uitzicht van het eindproduct wijzigen. Voorts zijn dergelijke technieken vaak duur en moeilijk te implementeren in het slachthuis. Chemische decontaminatie van het eindproduct is verboden in de EU.
Momenteel blijkt dus enkel het toepassen van een zeer strikt bioveiligheidsprotocol de enige optie om het risico op Campylobacter insleep te minimaliseren, wat dan ook het doel was van het lopende CAMPREVENT project. Dit project wordt gesubsidieerd door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en is een samenwerking tussen het ILVO, Ugent, DGZ en Sciensano.
Resultaten screening op pluimveebedrijven
Om de risicofactoren voor Campylobacter insleep op pluimveebedrijven te identificeren, werden in eerste instantie tien pluimveebedrijven gedurende twee rondes opgevolgd tijdens de opfok van de kippen. Hierbij waren ook vijf gemengde bedrijven opgenomen, hetzij bedrijven met koeien hetzij met varkens. Het is immers gekend dat deze dieren ook gekoloniseerd kunnen zijn met campylobacters en dus mogelijk een risico betekenen voor Campylobacter insleep in de kippenstal.
Zowel mest- als stalmateriaal als omgevingsstalen werden wekelijks gescreend op de aanwezigheid van Campylobacter. Er werd een toomprevalentie van 35% aangetoond, wat vrij laag is in vergelijking met eerdere Belgische studies. Mogelijk is dit te wijten aan de droge zomer 2018 waarin de studie deels liep, aangezien Campylobacter gevoelig is voor droogte of aan de strikt toegepaste bioveiligheid op de bedrijven ten gevolge van een verhoogde waakzaamheid voor de ziekte van Newcastle.
Er kon niet onmiddellijk een besmettingsbron geïdentificeerd worden aangezien veelal kippen en stalmateriaal op hetzelfde moment met dezelfde stammen besmet bleken te zijn, waardoor het niet duidelijk was in welke richting de besmetting gebeurd was. Opvallend was dat op de meeste van de bedrijven de hygiënesluis correct gebruikt werd, aangezien de besmetting naar de omgeving in de meeste gevallen eindigde aan de hygiënesluis. Enkel waar geen fysische barrière (vb. een balk) aanwezig was maar gebruik werd gemaakt van een lijn op de vloer bleek de volledige sluis besmet met Campylobacter.
Verder was ook duidelijk dat varkens en runderen tijdens deze studie ook gekoloniseerd bleken te zijn met Campylobacter, maar dat deze niet de bron waren van besmetting voor de kippen, aangezien het om andere stammen bleek te gaan wat wees op een goed toegepaste bioveiligheid op deze tien bedrijven. De meerderheid van de kolonisaties werd aangetoond na het uitladen.
Effect uitladen
Daarom werd op deze tien bedrijven een derde ronde opgevolgd waarbij meststalen werden verzameld van de kippen net voor het uitladen en één week later van de resterende kippen voor slachten evenals van de vangploeg, de containers, de vrachtwagen, de gebruikte vorkheftruck of verreiker tijdens het uitladen. In deze ronde waren de tomen voor het uitladen negatief, terwijl één week later net voor slachten er op zes van de tien bedrijven een Campylobacter kolonisatie bij de resterende kippen vastgesteld werd.
Op vier bedrijven waren de kippen besmet met een Campylobacter stam die tijdens het uitladen geïsoleerd kon worden van de vangploeg, de gebruikte containers, vrachtwagen of vorkheftruck… Enerzijds wijst dit erop dat de kippen tijdens het uitladen een verhoogd risico hebben tot blootstelling aan Campylobacter als gevolg van gebruik van besmet uitlaadmateriaal en daaropvolgend kolonisatie gebeurt. Anderzijds is uitladen een stressvolle gebeurtenis voor de kippen, waardoor de immuniteit verlaagd zou kunnen worden waardoor ze gevoeliger blijken voor Campylobacter.
Verder onderzoek kan zich dus op twee pistes richten; namelijk het verbeteren van de bioveiligheid en dan vooral tijdens het uitladen (zie ook bijgevoegde poster) en daar bovenop het versterken van de immuniteit van de kippen zodat bij een eventuele Campylobacter blootstelling de kans tot Campylobacter kolonisatie gereduceerd wordt.
Bioveiligheid voorlopig enige optie
De bijgevoegde poster over bioveiligheid geeft aan wat nu reeds kan gedaan worden. Een strikte scheiding moet toegepast worden tussen verschillende landbouwdieren, maar ook tussen verschillende tomen om overdracht te vermijden door onder andere gebruik te maken van apart stalmateriaal, schoeisel en kledij dat na elke ronde gereinigd en ontsmet wordt. De kadaverton mag hierbij niet uit het oog verloren worden die ook best na elke ronde ontsmet wordt. Bijkomend wordt deze bij voorkeur ver van de stallen geplaatst.
Het gebruik van een voetbad kan helpen om Campylobacter insleep in de stal te vermijden, maar enkel wanneer dit correct gebruikt wordt door het ontsmettingsmiddel juist te doseren en regelmatig te vervangen. Het bestrijden van ongedierte blijft belangrijk maar ook het bestrijden van insecten kan leiden tot een sterke daling in het aantal tomen besmet met Campylobacter. Tijdens het uitladen gebruikt de vangploeg bij voorkeur bedrijfseigen kledij en laarzen en indien aanwezig wordt ook proper bedrijfseigen materiaal gebruikt om de containers in en uit de stal te rijden. Met een strikt toegepaste bioveiligheid houdt men niet enkel Campylobacter, maar ook andere pathogenen zoals Salmonella uit de stal.
Auteurs: Geertrui Rasschaert - Marc Heyndrickx - Karolien Hertogs (ILVO)
Publicatiedatum: juli/augustus 2020