INMENGEN VAN VLINDERBLOEMIGE GEWASSEN IN PLUIMVEEVOEDING
Veelbelovend maar met nog knelpunten
Het inmengen van vlinderbloemige gewassen (zoals (mengteelten van) veldbonen) in zowel leghennen- als vleeskuikenvoeder had geen negatieve effecten op prestaties en eikwaliteit. Dat bleek uit enkele prestatieproeven in kader van het VLAIO-LA traject Optipluim. Vleeskwaliteit en voetzoollaesies vereisen echter wel extra aandacht. Helaas bleek de eindopbrengst van de (meng)teelten zeer variabel en klimaatafhankelijk wat een extra uitdaging geeft voor het gebruik ervan in pluimveevoeding.
Al enkele jaren zoekt men naar dé alternatieve eiwitbron ter vervanging van overzeese (niet-duurzame) soja. Recent liep het VLAIO-LA traject Optipluim af waarin projectpartners ILVO, Inagro en proefhoeve Bottelare (HOGent/UGent) zochten naar een optimale teelt en verwerking van alternatieve eiwithoudende gewassen voor gebruik in pluimveevoeding. Meer specifiek onderzocht men (mengteelten van) vlinderbloemige gewassen zoals veldbonen en erwten. Deze bevatten veel eiwit, maar ook anti-nutritionele factoren (ANF) zoals vicine en convicine, wat nadelige effecten kan hebben op de prestaties van eenmagigen zoals pluimvee.
Mengteelt vs reinteelt
Vlinderbloemige gewassen worden vaak ingezaaid als mengteelt met graangewassen. Dat verlaagt de ziektegevoeligheid, zorgt ervoor dat het graan minder bemest moet worden en biedt een hogere opbrengstzekerheid. De verhouding van de eindopbrengst kan wel afwijken van de ingezaaide verhouding (o.a. door de klimatologische omstandigheden in het groeiseizoen). Bij Optipluim werden de dierproeven uitgevoerd met de mengteelt veldboon-tarwe, geoogst in een verhouding van 43% veldboon en 57% tarwe.
De pluimveeproeven werden in het project uitgevoerd met een mengteelt van veldboon-tarwe, geoogst in een verhouding van 43% veldboon en 57% tarwe
Verwerkingsmethoden
Om de ANF te verminderen, werden diverse verwerkingsmethodes bestudeerd. Eerdere proeven toonden een milde reductie van expansie en extrusie op het ANF-gehalte (-15 à 20% vicine; -12 à 20% convicine). Infrarood toasten van veldbonen verlaagde het vicine- en convicine-gehalte niet. In de prestatieproeven werden de geoogste veldboon-tarwebatches geëxpandeerd op drie manieren, nl. op 18 bar bij 101°C (EXP1), op 22 bar bij 110°C (EXP2); op 25,5 bar bij 121°C (EXP3), ofwel werden de batches geëxtrudeerd (30 bar bij 130°C) (EXTR). Daarnaast werden ook infrarood getoaste veldbonen (20 minuten op 90°C) getest.
Prestatieproeven
De prestatieproeven werden bij vleeskuikens en leghennen uitgevoerd. Telkens werd een standaard controlevoeder geformuleerd met soja (o.v.v. sojaschroot en soja-olie). Dit werd in de proefvoeders zoveel mogelijk vervangen door ofwel mengteelten (EXP1 – EXP2 – EXP3 – EXTR) ofwel door pure, getoaste veldbonen. Zo kwam men bij beide diersoorten tot zes voederbehandelingen. Deze werden 8x herhaald bij Ross 308 vleeskuikens (40 dagen) en 10x bij Lohmann Brown leghennen (16 weken).
1. Vleeskuikens
Voedersamenstelling
Binnen elke fase werden de vleeskuikenvoeders geformuleerd met een gelijk energie- en ruw eiwit(RE)-gehalte. Bij de voeders met de geëxpandeerde/geëxtrudeerde mengteelt werd het totale aandeel tarwe (som van de zuivere tarwe en de tarwe uit de mengteelt) gelijk gehouden. Daarnaast werd zoveel mogelijk sojaschroot vervangen door de alternatieve eiwitbron. Het aandeel veldbonen bedroeg zo 13,5–16% in de starter; 21,5–23,9% in de groeier en 24,5–25,7% in de finisher. Bij het voeder met de getoaste veldbonen bedroeg het aandeel veldbonen 14% in de starter en 20% in zowel groeier als finisher.
Prestaties
De proefgroepen die de hittebehandelde mengteelten kregen, hadden minstens even goede groeiprestaties dan de controlegroep. Bij de extrusiegroep was zelfs een significant hogere dagelijkse groei en voederopname te zien, al leidde dit niet tot een significant verschil in voederconversie. Ook bij de getoaste veldbonengroep waren de prestaties vergelijkbaar met de controlegroep en werd ook een licht betere voederconversie (1,387) gezien t.o.v. de controlegroep (1,401).
Voetzool- en haklaesies
Zowel op d29 als op d40 werd bij 8 willekeurige vleeskuikens per hok de voetzool- en haklaesies gescoord. De extrusiegroep bleek meer voetzoollaesies te hebben op d29, en ondanks dat het niet significant verschillend was, is te zien in figuur 1 dat de voetzoollaesies toe lijken te nemen naarmate de hittebehandelingen van de mengteelten intenser werden. Op d40 werden geen significante verschillen meer waargenomen. Bij de proefgroep met de getoaste veldbonen waren geen verschillen te zien in voetzool- en haklaesies (niet op d29, noch op d40).
Figuur 1: Voetzoollaesies bij vleeskuikens op dag 29. Hoe intenser de hittebehandeling van de mengteelten, hoe meer voetzoollaesies er lijken te zijn. Enkel bij de extrusiegroep (EXTR) was een significant verschil t.o.v. de controlegroep
Vleeskwaliteit
Voor de vleeskwaliteit werden telkens 4 kippen per hok bestudeerd. Opvallend was dat alle proefgroepen (zowel met mengteelten als met pure veldbonen) een hogere scheurkracht (en dus taaier vlees) hadden in de borstfilets in vergelijking met de controlegroep. Ook bleken de borstfilets lichter en minder rood van kleur bij alle proefgroepen. Figuur 2 toont de afwijkingen in vleeskwaliteit (wooden breast, white striping en spaghetti meat) bij de mengteelten. Daarbij is te zien dat de proefgroepen (en zeker deze die de meer intense hittebehandelde mengteelten kregen) meer vleesdefecten lijken te vertonen dan de controlegroep. Deze defecten werden niet waargenomen bij de proefgroep met getoaste veldbonen.
Figuur 2: Afwijkingen in vleeskwaliteit in de vleeskuikenproef. De proefgroepen (en zeker de meer intens hittebehandelde mengteelten) vertoonden meer vleesdefecten (wooden breast, white striping en spaghetti meat)
2. Leghennen
Voedersamenstelling
De opbouw van de leghennenproef was gelijkaardig aan deze van de vleeskuikens met ook hier zes voederbehandelingen (controle, expansie 1-2-3, extrusie, en pure, getoaste veldbonen). In alle proefvoeders werd ca. 13% veldbonen ingemengd.
Prestaties – eikwaliteit
Bij de leghennen werd geen statistisch verschil waargenomen inzake legpercentage, eimassa, eigewicht, voederopname en voederconversie. Ook konden geen verschillen vastgesteld worden in eikwaliteitsparameters tussen de behandelingen. Mogelijks hebben de volwassen leghennen net iets minder moeite met de alternatieve eiwitbron dan de vleeskuikens die nog volop in ontwikkeling zijn.
Besluit
De met hitte behandelde mengteelten van veldbonen en tarwe, alsook de pure getoaste veldbonen, bleken bij inmenging in vleeskippenvoeder geen nadelige effecten te geven voor wat groeiprestaties betreft maar extra aandacht is gewenst voor voetzoollaesies en eventuele afwijkingen in vleeskwaliteit. Leghennen vertoonden geen negatieve effecten op legprestaties of eikwaliteit. Nadeel blijft dat zowel de totale opbrengst van de mengteelten, als de verhouding eiwit- en graancomponent moeilijk op voorhand te voorspellen is en zeer sterk afhangt van de weersomstandigheden. Dat maakt het inmengen ervan in pluimveevoeders tot een grote uitdaging. Meer info en voedersamenstellingen kunnen bekomen worden bij marta.lourenco@ilvo.vlaanderen.be
Publicatiedatum: november 2024
Auteurs: Karolien Langendries (Pluimveeloket), Marta Lourenço - Noémie Van Noten - Evelyne Delezie (ILVO)