ANTIBIOTICAGEBRUIK EN ANTIBIOTICUMRESISTENTIE: WAT IS WAT?
Er is de laatste tijd veel te doen rond het te groot gebruik aan antibiotica in de veeteelt want dat zou leiden tot verspreiding van antibioticaresistentie. Het recente rapport van AMCRA (2015) omtrent het opnieuw licht gestegen antibioticagebruik bij dieren in 2014 t.o.v. de vorige 2 jaren stemt inderdaad tot nadenken en sensibilisatie. Hierbij kan het helpen om wat licht te werpen over de soms moeilijke begrippen die hun oorsprong vinden in klinische middens maar die niet altijd volledig duidelijk zijn voor de gewone burger. En voor deze ene keer zal ik de pluimveehouder ook onderbrengen bij deze laatste categorie.
Antibiotica worden enkel gebruikt voor bacteriële ziektes
Antibiotica zijn uiteraard geneesmiddelen die voor mens en dier worden ingezet om infecties met schadelijke bacteriën te vermijden. Er moet hier de nadruk gelegd worden op het begrip bacteriën want niet alle boosdoeners die ons of onze dieren ziek maken zijn bacteriën. Bacteriën zijn eencellige levende organismen die zich razendsnel kunnen vermenigvuldigen. Ons lichaam en dat van dieren zit gewoon vol met dergelijke bacteriën, de darm bijvoorbeeld herbergt er zowat duizend maal miljard wat vele malen meer is dan onze eigen lichaamscellen. De meeste van deze bacteriën zijn onschuldig en zelfs nuttig, dat blijkt meer en meer uit recent wetenschappelijk onderzoek.
Maar zoals bij de meeste dingen, zijn er nu en dan gevaarlijke individuen die in het lichaam binnendringen en een infectie veroorzaken. Dit is het moment waarop de dierenarts kan beslissen om een antibioticum voor te schrijven als de ziektesymptomen of een labo-onderzoek op een staaltje erop wijzen dat een bacterie de oorzaak is. Dit wordt een curatieve of therapeutische behandeling genoemd.
Geen zin bij virale infectie
Wordt de infectie veroorzaakt door een virus dan heeft een antibioticum totaal geen zin. Virussen zijn een soort levensvormen die niet uit zichzelf kunnen vermenigvuldigen maar hiervoor moeten ze een beroep doen op een gastheercel zoals dat van een dier. Het nutteloos toedienen van antibiotica in de zin van "helpt het niet, dan schaadt het ook niet", gaat niet volledig op: inderdaad, bij een virale infectie (bv. vogelgriep) zal het antibioticum niet helpen, maar ontstaat wel het reëel gevaar voor de vorming van antibioticaresistentie bij sommige van de vele bacteriën die in het lichaam zitten. Ik kom hierop terug in het tweede gedeelte van het artikel.
'Antibiotica helpen niet bij een virale infectie. Het nutteloos gebruik kan aanleiding geven tot antibioticaresistentie bij bacteriën'
Een ander onnodig en zelfs absoluut af te raden gebruik, is het zogenaamd preventief of profylactisch gebruik van antibiotica. Hierbij gaat men dieren al op voorhand behandelen met antibiotica, bijvoorbeeld op jonge leeftijd, om zogenaamd een ziekte te verhinderen of zelfs zogenaamd de gezondheid van de dieren te verhogen. Hiervoor dienen antibiotica eigenlijk niet, ze dienen enkel om een bestaande ziekte te bestrijden, niet om ze te verhinderen. En door dit oneigenlijk gebruik ontstaat terug het risico op antibioticaresistentie. Misschien is er op dit gebied van preventie verwarring met vaccins, die juist wel preventief worden ingezet. Vaccinatie kan gebeuren om bacteriële en virale ziektes te verhinderen en moeten om effectief te zijn wel degelijk lang genoeg op voorhand toegediend worden om het immuunsysteem van het dier voldoende kans te geven om zich te verdedigen tegen de ziekteverwekker. Daarnaast is er ook de mogelijkheid om andere niet-antibiotica middelen preventief te gebruiken om de drempel voor infectie met de ziektekiem te verhogen, dit zijn o.a. organische zuren, plantaardige additieven, enz. In geen geval mogen antibiotica gebruikt worden om gebreken op vlak van hygiëne en bedrijfsvoering te maskeren, een goede bedrijfshygiëne is en blijft de noodzakelijke basis.
Kritische antibiotica
Niet alle antibiotica zijn gelijk, er bestaan verschillende klassen van antibiotica op basis van hun chemische formule. Een bijzondere groep van antibiotica zijn de zogenaamde kritisch belangrijke antibiotica voor de volksgezondheid. Deze antibiotica zijn door de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) opgelijst als zijnde van cruciaal belang voor behandeling van menselijke ziektes omdat ze nog het laatste redmiddel zijn in bepaalde gevallen waar andere antibiotica niet meer werkzaam zijn tegen bepaalde ziektekiemen. Kritische antibiotica zijn momenteel de quinolones en de 3de en 4de generatie cefalosporines en hebben recent de kleurcode rood gekregen op de verpakking. Dit betekent dat kritische antibiotica slechts met de hoogste terughoudendheid mogen aangewend worden voor dieren. In de praktijk zal de bedrijfsdierenarts deze kritische antibiotica enkel mogen voorschrijven voor behandeling van dieren als er sterke aanwijzingen zijn (zoals een laboresultaat) dat een ander antibioticum met kleurcode geel of oranje niet werkzaam is.
Figuur: Op dit beeld zijn duidelijk de verschillen in antibioticaresistentie te zien. Bemerk de verschillen in grootte van de remzones.
Antibioticaresistentie: een verhaal van selectie en verspreiding
Het staat als een paal boven water: gebruik van antibiotica leidt tot een selectie van antibioticaresistente kiemen. Dus komt het erop aan om overgebruik of misbruik van antibiotica te verhinderen zodat verantwoord antibioticagebruik (dus als het echt nodig is) nog een toekomst heeft. Antibioticaresistentie is een fenomeen met verschillende gedaantes waar verschillende mechanismen aan de grondslag liggen, wat hieronder beschreven staat is een sterke vereenvoudiging van de problematiek. In de praktijk betekent antibioticumresistentie dat een therapie met een bepaald antibioticum tegen een bepaalde ziekteverwekkende bacterie niet meer effectief zal zijn en dus de ziekte niet meer kan bestreden worden met een bepaald antibioticum.
Antibioticaresistentie is dus geen eigenschap van de gastheer (mens of dier) zelf, maar is een eigenschap die voorkomt bij een bepaalde bacterie tegen een bepaald antibioticum wanneer dit wordt toegediend in een normale dosis. In sommige gevallen kan die bacterie zelfs resistent zijn tegen meerdere antibiotica van verschillende klassen tegelijk, men spreekt dan van een multiresistente bacterie. Het is zelfs zo dat gebruik van een antibioticum van een bepaalde klasse resistentie bij een bacterie kan veroorzaken tegen een antibioticum van een andere klasse. Verantwoord gebruik van antibiotica geldt dus voor alle antibiotica: er bestaan geen minder erge antibiotica op het gebied van resistentie!
'Mensen worden zelf niet antibioticaresistent, maar wel bepaalde bacteriën die daardoor niet meer met dat soort antibiotica bestreden kunnen worden'
Bacteriën passen zich aan door te muteren
Dit fenomeen van resistentie is niet iets nieuws, bacteriën hebben dit al vele miljoenen (of misschien miljarden) jaren geleden ontwikkeld als verdedigingsmechanisme: antibiotica zijn immers natuurlijke producten die bacteriën en schimmels zelf produceren om met elkaar in competitie te treden. De mens heeft voor vele van die natuurlijke antibiotica chemische substituten of varianten gefabriceerd om te gebruiken als geneesmiddel. Een nieuw uitgebracht antibioticum heeft in het begin een zeer goede werking omdat de bacterie waartegen het ingezet wordt voordien nog niet in aanraking is geweest met dit antibioticum en dus nog niet de kans heeft gekregen om resistentie te ontwikkelen. Maar na verloop van tijd ontstaan er mutanten die een bijzonder genetisch kenmerk hebben dat hen resistentie verleent tegen het gebruikte antibioticum. Deze mutant heeft uiteraard een heel groot voordeel tegenover zijn natuurlijke soortgenoten (het zogenaamde wild type) wanneer het desbetreffende antibioticum wordt ingezet, en zal zich onder die omstandigheden razendsnel vermenigvuldigen: dit is het eerste directe gevaar, namelijk de selectie van een antibioticumresistente ziekteverwekkende kiem die op die manier een moeilijk of niet te behandelen ziekte of zelfs een epidemie kan veroorzaken.
Overdraagbare resistentie
Voorgaande resistentie is op zich al heel erg maar jammer genoeg nog niet het einde van het verhaal. Sommige resistenties zijn zodanig gecodeerd in het DNA van de bacterie dat ze niet beperkt blijven tot deze bacterie maar zelfs uitgewisseld kunnen worden met andere bacteriën, dit kunnen sterk gelijkende soortgenoten zijn of zelfs totaal verschillende soorten. Dit zijn de zogenaamde overdraagbare resistentiegenen waarvan de groep van genen die coderen voor de ESBL-resistentie (Extended Spectrum Beta-Lactamase) een bekend voorbeeld zijn, maar zo bestaan er voorbeelden voor vele van de verschillende antibioticaklassen. Deze ESBL-resistentie kan bijvoorbeeld overgaan van een Salmonella naar een E.coli bacterie en omgekeerd en maakt deze bacteriën resistent tegen de grote groep van penicilline- en cephalosporine-antibiotica.
Zo ontstaat het tweede gevaar, namelijk van verspreiding van resistentie en dit moet evenzeer vermeden worden want anders ontstaat een reservoir van zowel ziekteverwekkende als van algemeen voorkomende resistente bacteriën bij de dieren, in het milieu en bij de mens. Een ziekteverwekkende bacterie kan dan als verdediging een resistentiegen uit dit reservoir "plukken" wanneer een dier of mens een antibioticumkuur krijgt toegediend met alle gevolgen vandien.
Net zoals bij de klimaatsvrandering, waar de CO2 uitstoot naar omlaag moet, moet het antibioticagebruik in de veeteelt en bij de mens omlaag om deze verspreiding van resistentie onder verschillende bacteriën niet uit de hand te laten lopen.
Tekst: Marc Heyndrickx (ILVO), 2015