WORMINFECTIES ONDER CONTROLE HOUDEN BIJ LEGHENNEN: HOE BEGIN JE ERAAN?
Gebruik de handige infofiches uit het Prebebioleg-project!
Worminfecties komen frequent voor in de leghennenhouderij, vooral in systemen met een vrije uitloop. Deze infecties worden vaak behandeld met het diergeneesmiddel flubendazole. Zowel in de biologische als in de gangbare pluimveehouderij heeft men er in het kader van resistentie baat bij om het gebruik ervan te reduceren en in te zetten op preventieve en alternatieve maatregelen waar mogelijk. In het recent afgelopen project Prebebioleg werden enkele ‘standard operating procedures (SOPs)’ opgesteld rond monitoring, preventie en insleep, en behandelingsstrategieën. Deze kunnen zowel in de gangbare als in de bio-sector aangewend worden.
Probleemstelling
Het diergeneesmiddel flubendazole (of het verwante fenbendazole) wordt vaak gebruikt bij de bestrijding van worminfecties bij leghennen. Maar in de bio-pluimveehouderij staat preventieve gezondheidszorg centraal en wil men het gebruik van diergeneesmiddelen tot een absoluut minimum beperken. Bovendien wordt er sinds de invoering van de nieuwe Europese Bio-Verordening een wachttijd aangerekend van 48 uur bij het gebruik ervan. Dat maakt dat de bio-leghennenhouders hun eieren gedurende 9 dagen (7 dagen behandeling + 48u extra wachttijd) niet als biologisch kunnen verkopen en een economisch verlies kunnen lijden tot wel 10% van hun totale omzet.
Prebebioleg
Om (bio-)leghennenhouders te helpen bij deze problematiek, startte in 2020 op vraag van CCBT het project Prebebioleg. Het doel van partners ILVO en Bioforum was handvatten aan te reiken aan de (bio-)pluimveehouders om het gebruik van flubendazole te reduceren, liefst zonder verlies aan technische parameters en dierenwelzijn. Heel wat literatuur en praktijkinfo werd verzameld rond preventieve en alternatieve strategieën met het oog op de ontwikkeling van verschillende SOPs (infofiches).
Wormtypes
Bij pluimvee komen verschillende wormtypes voor en de ernst van de infecties hangt daar ook mee samen. Zo is de grote spoelworm (Ascaris galli) de meest voorkomende worm bij pluimvee maar gezien deze geen verhoogde uitval veroorzaakt, is een behandeling enkel nodig wanneer in de stal bijkomende (gezondheids)problemen optreden. Ook bij de kleine spoelworm (Heterakis gallinarum) is een behandeling pas nodig wanneer de Histomonas-bacterie (die blackhead-ziekte veroorzaakt) in de stal aangetroffen wordt, gezien de kleine spoelworm hiervoor een tussengastheer kan zijn.
De grote spoelworm (Ascaris galli) is het meest voorkomende wormtype bij pluimvee. De ernst van de worminfecties en de nood aan behandeling is o.a. afhankelijk van het wormtype
Lintwormen (Raillietina sp.) zijn moeilijker te bestrijden dan spoelwormen. Een zorgvuldige reiniging en ontsmetting van de stal met ontsmettingsmiddelen die wormeieren kunnen afdoden is hierbij van groot belang. Tot slot kunnen ook haarwormen (Capillaria sp.) voorkomen bij pluimvee. Deze zijn het meest schadelijk. Ze kunnen het darmvlies beschadigen wat de vertering negatief kan beïnvloeden en waardoor nutritionele tekorten (en soms bloedarmoede) kunnen ontstaan. Bij haarwormen moet sneller overgegaan worden tot ontworming en is een verhoogde waakzaamheid aangeraden. Haarwormen zijn niet met het blote oog waarneembaar, waardoor het tellen van de eitjes in de mest cruciaal is.
Monitoring wormdruk
De gouden standaard om te weten hoe erg het gesteld is met de wormdruk op je bedrijf is nog steeds het tellen van wormen na autopsie. Maar daarvoor moeten voldoende dieren bemonsterd worden wat een economisch verlies betekent. Een alternatief is een wormei-telling (eitjes per gram (EPG) mest, grond of strooisel) hoewel er nog geen duidelijke relatie bestaat tussen deze tellingen en de effectieve wormdruk. Er wordt gewerkt aan nieuwe technieken maar deze zijn nog niet praktijkrijp.
Beslissingsboom
Aan de hand van literatuuronderzoek, contacten met bio-pluimveehouders, dierenartsen en (praktijk)ervaringen uit andere onderzoeksinstituten, werd in Prebebioleg een beslissingsboom (fig.1) opgesteld waarin bepaald wordt wanneer men beter gaat voor een preventieve/alternatieve behandeling of wanneer het toch verantwoord is om flubendazole te gebruiken. Dit schema kan gebruikt worden als leidraad, maar is zeker geen gouden oplossing. Alles start met een correcte EPG-telling en de drempelwaardes hangen af van wormtype en het feit of er nog andere (gezondheids)problemen zijn in de stal (bv. legdaling, verminderde conditie of gewichtsverlies). Gezonde hennen zijn immers beter in staat het hoofd te bieden aan worminfecties.
Prebebioleg stelde een beslissingsboom op die bepaalt wanneer het verantwoord is te kiezen voor een ontworming met flubendazole, dan wel wanneer men beter op een preventieve/alternatieve behandeling inzet (EPG = eitjes per gram)
Preventieve bestrijding
In de SOP ‘preventie insleep en verspreiding’ worden een aantal maatregelen opgelijst die pluimveehouders preventief zouden kunnen toepassen om worminfecties te vermijden of onder controle te houden. Enkele algemeen aangenomen fysieke maatregelen zijn omploegen, maaien, omweiden, kalken en het verwijderen van strooisel. Omploegen is echter géén goede oplossing. De eitjes van de spoelwormen kunnen dan 2 tot 3 jaar overleven omdat ze dieper in de bodem afgeschermd worden van schadelijke weerselementen. Beter is om de bodem 10 cm af te graven en te vervangen door makkelijk vervangbaar materiaal zoals bvb. houtchips. Lang gras creëert een ideaal klimaat voor de ontwikkeling van wormeitjes doordat het vocht en de warmte ertussen blijft hangen. Maaien van de uitloop voorkomt dit en zorgt er ook voor dat de uitloop veel aantrekkelijker wordt voor de leghennen en ze zich er meer in verspreiden. Omweiden heeft niet zoveel zin gezien de eitjes zeker tot 3 jaar kunnen overleven, maar het heeft wel zijn nut voor het herstel van de vegetatie. Kalken van de stal of de uitloop droogt deze sterk uit wat nefast is voor de wormeitjes. Regelmatig verwijderen van strooisel kan voordelen bieden gezien in de stal vaak meer (maar minder besmettelijke) wormeitjes worden teruggevonden dan in de uitloop (400 eitjes/gram strooisel vs. 1 eitje/gram grond).
Omploegen van de bodem is geen goed idee in kader van wormbestrijding: beter is om de bodem 10 cm af te graven en te vervangen door een makkelijker vervangbaar materiaal zoals houtchips
Alternatieve behandeling
Er kunnen bij een worminfectie ook alternatieve middelen aangewend worden zoals bv. fytogene of plantgebaseerde producten. Deze verstoren de groei en/of de ontwikkeling van de wormen of brengen ze zodanig schade aan dat ze makkelijk uitgescheiden worden. Deze producten kunnen geen werkzaamheid claimen als ontwormingsmiddel en worden geregistreerd als aanvullende diervoeders (dus niet als diergeneesmiddel). Bovendien kunnen deze producten de algemene gezondheid van de kip ondersteunen.
Vervolg
Een aantal SOPs werd reeds uitgetest op bio-praktijkbedrijven. Hierbij kwamen enkele extra onderzoeksvragen naar boven wat aanleiding gaf tot het vervolgproject ‘Altbioleg’. Dit wordt ook gefinancierd door CCBT en UGent werd als extra partner aangetrokken. Meer informatie bij Annatachja De Grande, via CCBT of Pluimveeloket.
Bijlage: Verslag en infofiches
- Samenvattend verslag van het Prebebioleg-project
- SOP Behandelingsstrategieën ter bestrijding van worminfecties bij biologische leghennen
- SOP Monitoring van wormbesmettingen bij biologische leghennen
- SOP Preventie insleep en verspreiding
Tekst: Karolien Langendries (PLUIMVEELOKET) - Annatachja De Grande & Evelyne Delezie (ILVO) - Laura Van Vooren (Bioforum)
Publicatiedatum: juli 2022